ترجمة سورة الحشر

Salomo Keyzer - Flemish (Dutch) translation

ترجمة معاني سورة الحشر باللغة فلمكني (هولندية) من كتاب Salomo Keyzer - Flemish (Dutch) translation.


Alles wat in den hemel of op aarde is, verkondigt den lof van God, en hij is de Machtige, de Wijze.

Hij was het, die degenen van het volk dat de schrift ontving welke niet geloofden, bij de eerste landverhuizing uit hunne woningen deed vertrekken. Gij dacht niet, dat zij van daar zouden gaan, en zij dachten, dat hunne sterkte hen tegen God zoude bijstaan. Maar Gods kastijding kwam over hen, van waar zij die niet verwacht hadden, en hij wierp schrik in hunne harten. Zij verwoestten hunne huizing met eigen handen en met de handen der ware geloovigen. Neemt dus een voorbeeld aan hen, o gij die oogen hebt!

En indien God hen niet tot verbanning had gedoemd, zou hij hen zeker hebben uitgeroeid; en in de volgende wereld zullen zij de marteling van het hellevuur ondergaan.

Dit geschiedt, omdat zij God en zijn gezant wederstand hebben geboden; en wie God weêrstand biedt, waarlijk, die zal door God streng gestraft worden.

De palmboomen welke gij nederhouwt, of die gij met hunne wortelen laat staan, werden nedergehouwen of bleven staan door den wil van God om de zondaren gerust te stellen.

En wat den buit betreft van het volk, dat God geheel aan zijn gezant heeft geschonken, gij hebt daartegen noch paarden, noch kameelen aangevoerd; maar God geeft de heerschappij aan zijne gezanten over wien hij wil; want God is almachtig.

De buit der bewoners van de steden die God aan zijn gezant heeft geschonken is aan God en zijn gezant verschuldigd, en aan hem, die tot de nabestaanden van den gezant behoort, en aan de weezen en aan den arme en aan den reiziger, opdat die niet immer in een kring zoude verdeeld worden, van diegenen uwer, welke rijk zijn. Neemt aan wat de profeet u zal geven, en onthoudt u van hetgeen hij u verbiedt, en vreest God; want God is gestreng in het kastijden.

Ook behoort een deel aan de arme Mohajerin die van hunne huizen en hunne bezittingen werden beroofd, terwijl zij naar Gods gunst en naar zijn welgevallen streefden en God en zijn gezant bijstonden. Dit zijn de lieden der waarachtigheid.

En zij die, vóór hen, de stad Medina geheel bezaten en het geloof zonder beletsel beleden, beminnen dengeen, die tot hen is gevlucht, en vinden in hunne borsten geene begeerte naar datgene wat den Mohajerin werd gegeven, maar verkiezen die boven zich zelven, hoewel zij mede door nooddruftigheid worden gekweld. En hij die zich voor de gierigheid zijner eigene ziel behoedt, zal zeker voorspoed genieten.

En zij die na hen zijn gekomen zeggen: O Heer! vergeef ons en onze broederen, die ons in het geloof zijn voorgegaan, en werp geen kwaden wil in onze harten, omtrent hen, die geloofd hebben: O Heer! Waarlijk, gij zijt medelijdend en genadig.

Hebt gij degenen niet gezien, welke huichelachtig zijn. Zij zeggen tot hunne broeders, van degenen welke de schriften hebben ontvangen, en die niet gelooven: Waarlijk, indien gij uit uwe woningen wordt verdreven, zullen wij zekerlijk met u vertrekken; wij zullen nimmer iemand gehoorzamen als er sprake van u zal zijn, en indien gij wordt aangevallen, zullen wij u zekerlijk bijstaan. Maar God is getuige, dat zij leugenaars zijn.

Waarlijk, indien zij verdreven worden, zullen dezen niet met hen heengaan, en indien zij aangevallen worden, zullen deze hen niet bijstaan en indien zij hen al in 't eerst bijstaan, zullen zij hun de ruggen toewenden, en zij zullen niet ondersteund worden.

Waarlijk, gij zijt sterker dan zij, uithoofde van de vrees, die door God in hunne borsten is geworpen. Dit is omdat zij lieden zonder doorzicht zijn.

Zij zullen niet vereenigd tegen u strijden, behalve in versterkte steden of van achter muren. Hunne hevigheid in den oorlog onder elkander is groot: gij denkt dat zij vereenigd zijn, maar hunne harten zijn verdeeld. Dit is, omdat zij lieden zijn, die niet begrijpen willen.

Gelijk degenen, die hen voorafgingen hebben zij het booze gevolg van hunne daden geproefd, en eene pijnlijke straf is hiernamaals voor hen gereed gemaakt.

Zoo hebben de huichelaars de Joden bedrogen; gelijk de duivel, toen hij tot een mensch zeide: Wees een ongeloovige! En toen hij een ongeloovige was geworden, riep hij: Waarlijk, ik ben onschuldig aan u; want ik vrees God, den Heer van alle schepselen.

Daarom zal het einde van hen zijn, dat zij in het hellevuur zullen verblijven, en dit zal de vergelding der onrechtvaardigen wezen.

O ware geloovigen! vreest God. Dat iedere ziel zie, wat zij zich voor morgen gereed maakt, en vreest God; want God is welbekend met hetgeen gij doet.

En weest niet als zij, die God hebben vergeten, en welke hij hunne eigenen zielen heeft doen vergeten: dit zijn de zondaren.

De bewoners van het hellevuur en de bewoners van het paradijs zullen niet gelijk gesteld worden. De bewoners van het paradijs zijn zij, die gelukzaligheid genieten.

Indien wij dezen Koran op een berg hadden nedergezonden, zoudt gij zeker gezien hebben, hoe die zich verootmoedigd had, en uit vrees voor God gespleten ware. Dit zijn de voorbeelden welke wij den mensch geven, opdat hij zou mogen overwegen.

Hij is de God, buiten wien geen god is. Hij kent het zichtbare en het onzichtbare. Hij is de Goedertierene, de Barmhartige.

Hij is God, buiten wien geen god is: de Koning, de Heilige, de Verlosser, de Getrouwe, de Beschermer, de Sterke, de Vermogende, de Verhevenste. God is verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen.

Hij is de eenige God, de Schepper, de Maker, de Vormer. Hij heeft de meest uitmuntende namen. Alles wat in den hemel of op aarde is, prijst hem. Hij is de Machtige, de Wijze.
سورة الحشر
معلومات السورة
الكتب
الفتاوى
الأقوال
التفسيرات

سورة (الحشر) من السُّوَر المدنية، من (المسبِّحات)، وهي التي تبدأ بـ {سَبَّحَ}، نزلت بعد سورة (البيِّنة)، وقد نزلت في إجلاء يهودِ (بني النَّضير)، وأشارت إلى تاريخِ اليهود المليء بالخيانات، وعدم الالتزام بالمواثيق والعهود، وتعرَّضت لحُكْمِ (الفَيْء)، وقد افتُتحت بمقصدٍ عظيم؛ وهو تنزيهُ الله عزَّ وجلَّ عن كل نقص، وإثبات كلِّ كمال له سبحانه؛ فهو المستحِقُّ لصفات الألوهيَّة والربوبيَّة.

ترتيبها المصحفي
59
نوعها
مدنية
ألفاظها
447
ترتيب نزولها
101
العد المدني الأول
24
العد المدني الأخير
24
العد البصري
24
العد الكوفي
24
العد الشامي
24

* نزَلتْ سورة (الحشر) في يهودِ (بني النَّضير):

عن سعيدِ بن جُبَيرٍ رحمه الله، قال: «قلتُ لابنِ عباسٍ: سورةُ التَّوْبةِ؟ قال: التَّوْبةُ هي الفاضحةُ، ما زالت تَنزِلُ: {وَمِنْهُمْ} {وَمِنْهُمْ} حتى ظَنُّوا أنَّها لن تُبقِيَ أحدًا منهم إلا ذُكِرَ فيها، قال: قلتُ: سورةُ الأنفالِ؟ قال: نزَلتْ في بَدْرٍ، قال: قلتُ: سورةُ الحَشْرِ؟ قال: نزَلتْ في بني النَّضِيرِ». أخرجه البخاري (٤٨٨٢).

* قوله تعالى: {سَبَّحَ لِلَّهِ مَا فِي اْلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي اْلْأَرْضِۖ وَهُوَ اْلْعَزِيزُ اْلْحَكِيمُ ١ هُوَ اْلَّذِيٓ أَخْرَجَ اْلَّذِينَ كَفَرُواْ مِنْ أَهْلِ اْلْكِتَٰبِ مِن دِيَٰرِهِمْ لِأَوَّلِ اْلْحَشْرِۚ مَا ظَنَنتُمْ أَن يَخْرُجُواْۖ وَظَنُّوٓاْ أَنَّهُم مَّانِعَتُهُمْ حُصُونُهُم مِّنَ اْللَّهِ فَأَتَىٰهُمُ اْللَّهُ مِنْ حَيْثُ لَمْ يَحْتَسِبُواْۖ وَقَذَفَ فِي قُلُوبِهِمُ اْلرُّعْبَۚ يُخْرِبُونَ بُيُوتَهُم بِأَيْدِيهِمْ وَأَيْدِي اْلْمُؤْمِنِينَ فَاْعْتَبِرُواْ يَٰٓأُوْلِي اْلْأَبْصَٰرِ} [الحشر: 1-2]:

عن عائشةَ رضي الله عنها، قالت: «كانت غَزْوةُ بني النَّضِيرِ - وهم طائفةٌ مِن اليهودِ - على رأسِ ستَّةِ أشهُرٍ مِن وَقْعةِ بَدْرٍ، وكان مَنزِلُهم ونَخْلُهم بناحيةِ المدينةِ، فحاصَرَهم رسولُ اللهِ صلى الله عليه وسلم حتى نزَلوا على الجَلاءِ، وعلى أنَّ لهم ما أقَلَّتِ الإبلُ مِن الأمتعةِ والأموالِ، إلا الحَلَقةَ؛ يَعني: السِّلاحَ؛ فأنزَلَ اللهُ فيهم: {سَبَّحَ لِلَّهِ مَا فِي اْلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي اْلْأَرْضِۖ} [الحشر: 1] إلى قولِه: {لِأَوَّلِ اْلْحَشْرِۚ مَا ظَنَنتُمْ أَن يَخْرُجُواْۖ} [الحشر: 2]، فقاتَلَهم النبيُّ صلى الله عليه وسلم حتى صالَحَهم على الجَلاءِ، فأَجْلاهم إلى الشَّامِ، وكانوا مِن سِبْطٍ لم يُصِبْهم جَلاءٌ فيما خلا، وكان اللهُ قد كتَبَ عليهم ذلك، ولولا ذلك لعذَّبَهم في الدُّنيا بالقتلِ والسَّبْيِ، وأمَّا قولُه: {لِأَوَّلِ اْلْحَشْرِۚ} [الحشر: 2]، فكان جَلاؤُهم ذلك أوَّلَ حَشْرٍ في الدُّنيا إلى الشَّامِ». أخرجه الحاكم (3850).

* قوله تعالى: {مَا قَطَعْتُم مِّن لِّينَةٍ أَوْ تَرَكْتُمُوهَا قَآئِمَةً عَلَىٰٓ أُصُولِهَا فَبِإِذْنِ اْللَّهِ وَلِيُخْزِيَ اْلْفَٰسِقِينَ} [الحشر: 5]:

عن عبدِ اللهِ بن عُمَرَ رضي الله عنهما، قال: «حرَّقَ رسولُ اللهِ صلى الله عليه وسلم نَخْلَ بني النَّضِيرِ وقطَعَ، وهي البُوَيرةُ؛ فنزَلتْ: {مَا قَطَعْتُم مِّن لِّينَةٍ أَوْ تَرَكْتُمُوهَا قَآئِمَةً عَلَىٰٓ أُصُولِهَا فَبِإِذْنِ اْللَّهِ} [الحشر: 5]». أخرجه البخاري (٤٠٣١).

* قوله تعالى: {وَيُؤْثِرُونَ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِمْ وَلَوْ كَانَ بِهِمْ خَصَاصَةٞۚ وَمَن يُوقَ شُحَّ نَفْسِهِۦ فَأُوْلَٰٓئِكَ هُمُ اْلْمُفْلِحُونَ} [الحشر: 9]:

عن أبي هُرَيرةَ رضي الله عنه: «أنَّ رجُلًا أتى النبيَّ صلى الله عليه وسلم، فبعَثَ إلى نسائِه، فقُلْنَ: ما معنا إلا الماءُ، فقال رسولُ اللهِ صلى الله عليه وسلم: «مَن يضُمُّ أو يُضِيفُ هذا؟»، فقال رجُلٌ مِن الأنصارِ: أنا، فانطلَقَ به إلى امرأتِه، فقال: أكرِمي ضيفَ رسولِ اللهِ صلى الله عليه وسلم، فقالت: ما عندنا إلا قُوتُ صِبْياني، فقال: هَيِّئي طعامَكِ، وأصبِحي سِراجَكِ، ونَوِّمي صِبْيانَكِ إذا أرادوا عَشاءً، فهيَّأتْ طعامَها، وأصبَحتْ سِراجَها، ونوَّمتْ صِبْيانَها، ثم قامت كأنَّها تُصلِحُ سِراجَها فأطفأته، فجعَلَا يُرِيانِه أنَّهما يأكُلانِ، فبَاتَا طاوِيَينِ، فلمَّا أصبَحَ غَدَا إلى رسولِ اللهِ صلى الله عليه وسلم، فقال: «ضَحِكَ اللهُ اللَّيلةَ - أو عَجِبَ - مِن فَعالِكما»؛ فأنزَلَ اللهُ: {وَيُؤْثِرُونَ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِمْ وَلَوْ كَانَ بِهِمْ خَصَاصَةٞۚ وَمَن يُوقَ شُحَّ نَفْسِهِۦ فَأُوْلَٰٓئِكَ هُمُ اْلْمُفْلِحُونَ} [الحشر: 9]». أخرجه البخاري (٣٧٩٨).

* سورةُ (الحَشْر):

سُمِّيت سورةُ (الحَشْر) بذلك؛ لوقوع لفظِ (الحشر) فيها؛ قال تعالى: {هُوَ اْلَّذِيٓ أَخْرَجَ اْلَّذِينَ كَفَرُواْ مِنْ أَهْلِ اْلْكِتَٰبِ مِن دِيَٰرِهِمْ لِأَوَّلِ اْلْحَشْرِۚ} [الحشر: 2].

والمراد بـ(الحَشْر) هنا: إخراجُ (بني النَّضِير)، لا يومُ القيامة.

* سورة (بني النَّضِير):

وسُمِّيت بذلك؛ لاشتمالها على قِصَّة إجلاء يهودِ (بني النَّضير).

1. إجلاء بني النَّضير (١-٥).

2. حُكْمُ الفَيء (٦-١٧).

3. التقوى، قوة القرآن، أسماء الله الحسنى (١٨-٢٤).

ينظر: "التفسير الموضوعي لسور القرآن الكريم" لمجموعة من العلماء (8 /60).

مقصودُ سورة (الحشر) تنزيهُ الله عز وجل عن كلِّ النقائص، وإثباتُ الكمال المطلق له؛ فهو الإله المستحِقُّ للعبادة؛ لكمال اتصافه بالقدرة الشاملة والحِكْمة البالغة، وهذه دعوةٌ لتوحيد الرُّبوبية والألوهية له سبحانه.

ويذكُرُ ابنُ عاشور أنَّ السورة جاءت لبيان: «حُكْم أموال بني النَّضير بعد الانتصار عليهم»، ثم يقول في بيان مقاصدها: «وقد اشتملت على أن ما في السموات وما في الأرض دالٌّ على تنزيه الله، وكونِ ما في السموات والأرض مِلْكَه، وأنه الغالب المدبِّر.

وعلى ذِكْرِ نعمة الله على ما يسَّر من إجلاء بني النَّضير مع ما كانوا عليه من المَنَعةِ والحصون والعُدَّة؛ وتلك آيةٌ من آيات تأييد رسول الله صلى الله عليه وسلم، وغَلَبَتِه على أعدائه.

وذِكْرِ ما أجراه المسلمون من إتلافِ أموال بني النَّضير، وأحكام ذلك في أموالهم، وتعيين مستحِقِّيه من المسلمين». "التحرير والتنوير" لابن عاشور (28 /63).

وينظر: "مصاعد النظر للإشراف على مقاصد السور" للبقاعي (3 /72).